Skip to main content


Kasteel Rosendael

Wanneer een inzet wat langer duurt

kan er een goede band ontstaan tussen vrijwilliger en cliënt, waarbij je als vrijwilliger deelgenoot mag worden van het levensverhaal van de cliënt. Ook op deze manier kun je als vrijwilliger van betekenis zijn, als luisterend oor.
Hieronder vertellen vrijwilliger Marijke en coördinator Elly over hun ondersteuning aan een 92-jarige dame, waardoor de inwonende zoon wat rust kon nemen. Deze dame heeft een diepe indruk achtergelaten, in de periode van bijna een half jaar dat Elly en Marijke haar bezochten. Marijke overdag, Elly met name ’s nachts.

Elly: “Ze was niet bang voor de dood, maar wel bang in het donker. Dus de lamp moest aan en de deur open. Ze riep eigenlijk heel de nacht, want ze wilde niet alleen zijn. En als je er dan niet meteen was, hoorde je paniek in haar stem.
In die maanden zag ik mevrouw elke week minder worden, terwijl ze dat overdag goed wist te verbergen. Ze wilde gewoon sterven op haar manier. Niks geen euthanasie of palliatieve sedatie. Ze leefde om te leven en dood is dood, dat hoorde bij haar Joodse geloof.
Het is uiteindelijk iets anders verlopen en dat gunde ik haar, want ik vond het vreselijk om te zien dat ze pijn had en eigenlijk niet meer wilde. Ik heb met veel bewondering naar haar gekeken, ze klaagde nooit al was ze nog zo ziek.
Ze hield van lekker eten en bakken. Terwijl ze al een jaar een voedingssonde had, hielden herinneringen aan alles wat mooi, lekker en liefdevol was haar die maanden in leven. Ze had veel verdriet om haar dochter die op veel te jonge leeftijd was overleden en ze sprak met liefde over haar moeder en maakte zich zorgen om haar kleinkinderen.”

Marijke: “Al de mensen waar ik heb mogen waken waren bijzonder, maar Mevrouw N. heeft toch wel de meeste indruk op me gemaakt. Het was een oude, kleine, fragiele dame. Van Joodse afkomst. Dat hield dus in dat ze de oorlog had overleefd.
Ze had ondergedoken gezeten van haar tiende tot haar veertiende. Eerst een paar maanden alleen, en daarna met haar vader, moeder en haar twee broers, van 15 en 17. Zij was een nakomertje, er was ook nog een zusje van 20, die al verloofd was. Toen de oproepen voor de werkkampen kwamen (ook voor het kleine meisje) en ze zich moesten melden, besloot de verloofde van het zusje om zich aan te melden. Zijn redenatie was dat als ik het niet doe, dan pakken ze mijn ouders. Het zusje meldde zich ook, en ze kwamen in Westerbork terecht. Daar zijn ze nog getrouwd, omdat ze dachten dat ze dan niet uit elkaar gehaald zouden worden. Beiden zijn vermoord in Auschwitz, de ouders van de man ook.
Mevrouw N. praatte veel over de onderduikperiode. Alles kwam terug. Het meest schrijnend waren de terloopse opmerkingen tussendoor. Zoals toen ze door haar vader weggebracht werd, achter op de fiets, naar het eerste onderduikadres. Ze was net tien geworden en had een diadeem voor haar haar gekregen, waar ze heel erg trots op was. Die moest uit van haar vader om niet op te vallen.

                                         

Eén van haar broers was ondanks zijn zeer jonge leeftijd, 17, al heel actief in het verzet. Hij heeft na de oorlog een boekje geschreven over de onderduikperiode. Ik heb dat boekje in één middag uitgelezen, terwijl Mevrouw N. sliep. Dat was een van de meest bizarre dingen die ik meegemaakt heb. Ik lees over die familie en over dat kleine meisje, terwijl ik kijk naar een hele kleine terminale mevrouw. Ik kon die twee dingen helemaal niet met elkaar verbinden, het was onvoorstelbaar dat zij dat meisje in dat boekje was.

De broer die actief in het verzet was, regelde uiteindelijk een onderduikadres waar ze met z’n vijven terecht konden. In een arbeidershuisje, op de eerste verdieping in één kamer. Bij ‘Tante Mien’. Dat moet een zeer moedige en bijzondere vrouw geweest zijn. Haar man zat gevangen in Duitsland, en er waren ook nog twee jonge dochters. Mevrouw N. vertelde dat het ten strengste verboden was bij het raam van de kamer, waar ze met z’n allen woonden, te komen. Tante Mien had al hele dikke vitrage gehaakt. Maar Mevrouw N. keek soms toch heel stiekem en zag dan meisjes touwtje springen, dan deed ze net of ze meedeed, totdat ze terug gefloten werd door haar ouders. En als er Duitsers door de straat liepen dan klepperden de dochtertjes van Tante Mien met de brievenbus en moesten de onderduikers de kast in. Daar had Mevrouw N. nog steeds nachtmerries van, van die kast. En ook nu nog, op 92 jarige leeftijd schrok ze nog steeds van de deurbel…
Na de bevrijding was Mevrouw N. dus 14, en kwam, dik van het vier jaar binnen zitten, in de derde klas van de lagere school terecht. Daar werd ze gepest. Met dank aan een goede onderwijzer mocht ze daar vanaf en kreeg ze wat thuisonderwijs. Ze kwam uit een heel grote familie. Allebei haar ouders kwamen uit gezinnen met meer dan 10 kinderen. Niemand van hen heeft de oorlog overleefd.”

Elly: “Ze heeft zich haar hele leven weggecijferd en in dienst gestaan van haar man en kinderen. Ze wilde niemand tot last zijn en koos nooit voor zichzelf.
Elke week waren er bossen met bloemen, daar hield ze zo van. Als ik kwam vroeg ze of ik die in de vazen wilde schikken. Ze wist dat ik dat leuk vond. Ook heb ik de hele tuin - en die was groot - voorzien van allerlei violen en perkplanten. Dan zat ze binnen voor het raam en huilde omdat ze dat niet meer kon.”